O _____________________

• Ik kijk in mijn agenda welke taken en toetsen ik heb.
• Ik kijk hoeveel pagina’s ik moet studeren.
• Ik doorblader de leerstof.
• Ik kijk of de cursus volledig is / ingevuld is.
• Ik probeer mij te herinneren waarover de les gin
• Ik maak een verschil tussen oefeningen en theorie.
• Ik schat in hoeveel tijd ik nodig heb.
• Ik plan wanneer ik zal studeren.

V _____________________

• Ik bekijk de inhoudsopgave en de opbouw van de leerstof.
• Ik zet titels en ondertitels in kleu
• Ik lees de leerstof, duid aan wat ik niet begrijp en ik vraag eventueel u
• Ik onderstreep alleen de kernwoorden.

Ik maak een schema, woordenlijsten (2 kolommen), een opgavenblad voor oefeningen, een inhoudsopgave…

U ________________________

• Ik studeer de woordenlijsten, de regels…
• Ik maak oefeningen.
• Ik leer de titels en ondertitels uit het hoofd.
• Ik maak een schema (mindmap).
• Ik studeer het schem
• Ik noteer kernwoorden, kernzinnen.
• Ik prent de leerstof in. Ik stel W-vragen.

Ik weet dat het zinloos is om de leerstof zomaar over te schrijven.

R ________________________

• Ik stel W-vragen.
• Ken ik de titels en de ondertitels , de regels, de woordenlijsten… ?
• Kan ik de oefeningen oplossen?
• Kan ik de W-vragen oplossen?
• Kan ik de leerstof in eigen woorden herhalen?
• Ik studeer bepaalde stukken opnieuw.

Na de overhoring.

• Mijn resultaat is goed. Ik werk zo verder.
• Mijn resultaat is niet goed. Ik onderzoek hoe ik mijn studie anders kan aanpakken.
• Ik kan hulp vragen bij de leraar.